Ik durf mijn gordijnen niet te sluiten.
Want het is zo donker buiten.
Straks kijkt iemand misschien wel aan.
Of zijn het schemeringen van de maan.
Ik doe het snel en kijk niet om.
O, o wat ben ik dom.
Ik kan het heus wel aan.
Er zijn geen mensen die nu uit stelen gaan.
Je bent oud genoeg.
Je gaat zelfs al naar de kroeg.
En dan niet alleen de gordijnen sluiten.
Omdat het donker is buiten.
Ben je soms nog bang van die ene keer.
Dat doet hij toch niet weer.
En sowat...hij heeft me alleen bespied.
Verder komt hij toch niet.
Ik kan hem makkelijk aan.
En ik kijk naar de maan.
Ik trap hem in zijn kruis.
Want dan rent hij met zijn 'staart'tussen z'n benen naar huis.
Hij was toen nog een klein kereltje.
En ik praat in mezelf tegen een mereltje.
Het was meer een spel.
Zie je nou wel.
Je moet gewoon even goed nadenken wat je doet en dan gaat het goed.
Ik zet de radio hard aan.
Zo kan ik eindelijk rustig slapen gaan.
Want dan hoor ik geen enge dingen.
Maar alleen mensen zingen