Ik kijk in de spiegel
Ik zie
:
Verdrietige ogen, ze kijken me alleen niet aan,
(de streepjes zijn omlijnd, ze lijken wel gevangen, achter tralies gezet)
De ogen draaien eerder, al weg voor het onbekende kan beginnen,
(gaat het om huisje, boompje en beestje, dat geloof ik niet)
Tranen, ze voeren weg, zonder dat ik ze een enkel ogenblik mocht voelen, om te beleven
(het was al zo licht en duidelijk)
Voor wat te dicht bij kwam,
(het staat het nu ook zwart op wit)
Kapot gemaakt alvorens ze konden breken
(de droogte is in ieder geval volop aanwezig)