de lucht is donker en grijs
de bomen zwaaien naar mij
van een visser op een verre wereldreis
hij en ik, we zijn vrij
De visser neemt zijn hoed
en zijn boodje dobbert op de zee
waar hij zijn tijd verdoet
en ik in zijn hoofd spook, alleen met zijn twee
hoe zou ik eruit zien
hoe zou hij eruit zien
zijn boodje vaart verder
verder en verder
De visser neemt zijn hengel
die hij niet bij zich heeft
maar hij vist met zijn gedachten naar woorden
waar er niets gebeurd maar waar hij veel beleefd
Ik als ik dwaal door zijn hoofd
een beschermengel heeft hij niet
ben ik de enige die zijn gevoel rooft
en zijn zintuigen verdoofd
De visser vist naar herrinneringen
waar er alleen nog vage beelden te zien zijn
zijn vissen zien er niet uit als normaal
een ongrijpbaar verhaal
Ik leg me neer
bij zijn keuze
om niet meer te kijken naar het verleden
maar maar de toekomst, het hede
De visser bestaat alleen in mijn dromen
omdat ik er ben voor hem
het is mijn beeld
en mijn fantasie
De visser zal blijven dobberen
in zijn bootje op de zee
dobberen tot zijn dood
mijn dood, van een geschapen beeld dat zal vervagen
en niemand maar dan ook niemand meer zal behagen