een jongen.
ik ken een jongen.
die is nog maar zo klein.
maar ondanks dat,
mag hij tog een brugpieper zijn.
alleen hij kan soms niet luisteren.
en dat is niet fijn.
kan iemand mijn zeggen.
wat ik moet doen.
verder is hij heel erg lief voor iedereen.
maar gooit hij de kop in de wind.
is hij tegen iedereen gemeen.
we willen hem helpen.
die jongen nog zo teer,
geef mijn een goede raad waarom doen.
kinderen je tog zo zeer.
maar wachtend op de tijd die er mag komen.
hoop ik dat er uit deze kwade bengel.
tog nog een goede man zal komen.
want in werkelijk heid is hij niet zo,
wie weet hoe dat zou komen.