Pijn. Knal ik hard
tegen de waarheid aan,
Brandt het ongenoegen in
elk deeltje van m’n lijf, terwijl
alles stopt met draaien
En ik haat voel suizen,
diep in mij. Al prevelen je
lippen, geen klank bereikt
me eerst want zie ik bloed,
rood vlees wild open en loopt
het langzaam van buik
naar knie, naar voet.
Als jij, in één seconde
ga je neer. Net fluisterde je nog
leven. Nu, onbeweeglijk, levenloos
en stil. Al probeer ik zacht
je te ontwaken, je handen
slapen verder zonder mij. En tranen
gillen bang zijn, want m’n stem
is vergeten hoe
klanken zijn gevormd.
Tergend traag Voel ik me
Glijden Flitsen beelden
Me voorbij De schommel
Een taart Mama Papa
En ik Sluit zacht De ogen.
Misschien zie ik je straks weer