Je adem
blies nog leven, toen je
eenzaam naar me keek, de
woorden hortend uitbracht
en ik in jouw stervend koude
handen, voor je lichaam
bezweek. Je glansde even nog en, m’n
tranen intens voelend, kermde je
heftig pijnen, die ik vanop
een afstand kon ervaren, maar
niet beseffen hoe’t je nam, de
vlinders je verlieten en woorden
niet meer kwamen, je beroofd
werd, van alles, levenslang, zal ik
ook krijgen, nu ‘t hierboven
je geest’lijk raakt en ik zonder
jou bergen moet beklimmen en
wegen zal betreden, huil ik
onrecht bij mekander en beloof
ik plechtig, je nooit te ruilen, ik zie
je nog, morgen, in de weiden als ik
in sterrenstof verander.