Geloof is een rijkdom van liefde,
Het is een fluwelen spiegel,
Niet blind maar oprecht,
een gemeende overtuiging.
Obsessie van een afgedreven gevoel.
Het verloren karakter wordt in mij gevormd
Als een nieuw lenteleven
Een nieuwe morgen,
met het geloof als ideaal.
Ik voel dat ik wandel,
mijn voetstappen gaan over een gouden zee,
zwevend op het ritme van de branding
rustig waaiend in de wind
een zucht van innerlijke rust,
meegaand in de melodie van het zijn.
Tussen illusie en realiteit,
Hou ik m’n ogen gesloten,
de glorie van God,
nu een mystiek die niet luistert
Mijn ziel lijkt geknakt
Gekweld door steeds die twijfel.
Het zien is nu de waarheid,
het geloof een ideaal,
een dikke mist vertroebelt mij,
afgedreven het gevoel,
die innerlijke melodie van het zijn,
Dat mooie ideaal,
eens gehoord als luid plezier,
is omgekeerd in een cynische lach.