Hij was slechts een klein roze mannetje
In een wereld van prikkeldraad.
Hij was een ballon met een lachend gezicht
In een duisternis vol haat.
Hij vloog over de stad
En keek neer op al het kwaad.
Zij was slechts een meisje
Met een vuil versleten jurkje aan.
Zij lachte vrolijk om het mannetje
Dat ze boven zich door de lucht zag gaan.
Alvorens verkracht te worden
En op te houden met bestaan.
Hij was slechts een soldaat
Die zijn bevlekte gulp weer sloot.
Hij keek bevredigd op
Van het lichaam in de goot.
Waarna hij zijn geweer greep
En de ballon aan flarden schoot.
Een vredesduif was heengegaan,
Maar had zijn missie toch voltooid.