Ik zit in een donker hoekje op m'n kamer,
Ik lees een boek over een tweeling.
Ze liggen samen in een bruisbad,
Rustig in het duister te lezen.
Ze lezen over lachen,
Lachen met rare grappen.
Dan barsten ze in lachen uit,
En zakken naar de bodem.
Dan komt hun moeder binnen,
Ze hoort een raar geluid.
Waar zijn haar dochters gebleven,
Ze zet de kraan snel uit.
Dan ziet ze haar dochters liggen,
Heel stil op de bodem van het bad.
Haar moeder gilt het uit van schrik.
Dan lachen de dochters,
Ze lachen in de duisternis