De wind bloost wanneer het tij,
zich bloot geeft aan de nacht,
en ze zich ontroerd over de oppervlakte,
die nu haar serene naaktheid onthult,
ze huilt hier ongezien haar tranen,
vormt evenredig kuiltjes in het wulpse zand,
het land geeft enkel leven,
maar het heelal voedt haar met eeuwigheid,
Er is geen werkelijkheid geweest,
die haar twijfels deed wegnemen,
en zo kruipt ze in haar schulp terug
wanneer het weke zand bij haar voeten wijkt.