Ik zag je daar zo staan
Helemaal alleen, mager, vodden om je lijf, helemaal ontdaan
Ik wou naar je toe komen snellen
Zodat ik een warme mantel om je tengere lijfje kon slaan
Vruchteloos trachtte ik naderbij te komen
Vechtend tegen de jouw omringende kolkende stromen
Maar je bleef op afstand in de regen
Je handje wenend uitgestoken als een afgebroken tak van dode bomen
Ik zag je blauwe lippen trillend de woorden vormen
Toe help mij door al deze woeste stormen
Toen keek je mij met holle, doffe ogen aan
Het was mezelf als kind dat ik daar zag staan