_____Zonnesteek._____
Op het balkon in de zon
oh, 's levens bal kon beginnen
van vier hoog mij zoog
de lucht in de zinnen
de lucht spon brons'en
zilvering, op dak en op ruit
viel over de rijen
auto's, glom matheid
luid.
Op het balkon in de zon
wildde de ruste
gonsde in tussen
de cellen
de nonsens, de vonsten
liep om de rijen begraven, lief,
zinderend een diep
kwellen in het laven
dromend.
paarden in drave
in de wagens zo stil
aan zij in de rij
langs de weg en reikend
schetsend het dek
tot een verdomd verlaten
alleen gelaten plek
een kracht onbedaard
dromend.
vier hoog in de zon
spits steekt de toren vrijuit
de kraan plat van schaduw
werkend aan nieuwbouw
een geraamte in rook
plat is het land
braaf, en begaan
doch alles spreekt uit:
natuur verdiept.
dat natuur zich verdiept
hogere bomen, dieper de kluit
Nawijn komt hoofdpijn
'Ja', zei aap Jaap, 'Ik ben er echt mensen trots op
Kijk; een dartelende alcoholist daar op het trottoir
laat dramatisch gebarend de voorgang
aan de vrouw met de fiets...'
Is het leven niet niets, is het altijd wel iets
draaf maar paard, draaf.
20'06'05.