De sporen - in't zand, doen me mijmeren,
over jou - en mij, over wat ooit - "ons" was,
wandelend - hand in hand.
We leefden - leefden als de vloed, en hebben zo - veel aan-
gespoelde schelpen vergaart,
de mooiste schelpen - die hebben we bewaard
in't diepst - van ons gedachten - maar ook minder mooie - en gebroken schelpen - zijn nog aanwezig - nu het eb wordt.
Ze snijden - als't ware - nog in mijn - ontblootte zolen.
Al deze schelpen - zullen mettertijd - bedolven worden -
bedolven onder't zand, zullen minder snijden - maar voor eeuwig blijven.
Terzelfdertijd verdwijnen - ook de mooie schelpen - voor't oog - en moeten we - werkelijk graven - om er nog een glimp - van op te vangen.
't Gevaar bestaat erin - om op gebroken schelpen te stoten.
Dus laat begaan - komt er vloed, komt er vloed,
kondigt eb zich aan, komt die zo wie zo!