Een donkergroene steel,
met blaadjes en een knopje.
En een heel klein beetje wit,
steekt er uit haar kopje.
Het is een witte roos,
maar nog niet uitgekomen.
Nog verpakt in haar kroonblaadjes,
van water en zonlicht te dromen.
Opeens krijgt zij een beetje water,
het zonnetje scheen zo hard hij kon.
Dit keer waren de blaadjes al soepel,
het voelde als zijde, het zachtst uit de bron.
de zon ging weer weg,
maar het regende door.
Als tranen glijdend van de blaadjes,
waardoor de roos haar schoonheid verloor.
Maar de druppels bleven liggen,
afvragend waar het zonnetje bleef.
Want dan zou de roos gaan schitteren,
en kan ik haar brengen naar iemand om wie ik geef.
Als je maar goed onthoudt,
ik mag je erg graag.
Of ik ooit aan jou die roos mag geven,
blijft voor mij de grote vraag