Het oog van de klok loopt mij aan te kijken
Drie wijzers de macht over menselijk brein
Een gedraai en getik dat alles doet wijken
Mijn cel is enorm te klein
Daarbuiten was licht niet veel draaien geleden
Nu staat -al- het metaal naar de sterren gericht
De lamp gaat uit, slechts het tikken blijft over
Mijn oren gaan met een rotklap dicht
Maar nog steeds genadeloos aangekeken
Denkend aan plaatsen ver buiten mijn cel
Je daar te bewegen gelijk als in ruimte
Tijd kent maar een dimensie: vooruit!
Slecht in droom en gedachte kan je heen waar je wilt
Mijn ogen zijn open ik zie...niets.