Het einde der nacht,
met zijn stille pracht
aan fonkelende sterren
tegen het donker en zwart,
dat verward,
door de schemering
van lichtende stralen
die de dageraad halen
zich omzet in dag.
Fel is het spel
Van de wind,
die gezwind
de bladeren draait,
de geuren verwaait.
Die dartelt en dolt,
Die wentelt en tolt,
zijn kracht pas verbruikt
als de nacht nader sluipt
De zon is de bron
van het leven.
Een nemen en geven,
een groeien en bloeien,
nieuw leven te starten en,
de dood om te tarten.
Het gaat niet voorbij,
Dat leven van mij.
Ik ben niet die rij,
Die onmetelijke stoet,
gezicht zonder groet
die schuifelt en mompelt
waar het leven verschrompelt
tot niets.
Ik ben ,
ik ben – iets -- .