SAMEN?
Ik over trad
het gangbaar pad.
De stille trom
blies aftocht
zonder roem.
Vakantie met gedachten vlucht.
De drukte rustend
in gespannen lijf.
De schoppenvrouw,
verglazend, bol
van toevalstrouw,
krijst stilte om mij heen.
Geboren als
vernieuwend oud,
dook ik onder.
Bruisend,
schoppend in het koud
van aangeraakte warmte.
Verdwijnend uit
de samenhang,
verschreeuwde ik
mijn toekomstloze zang.
Verbazing straalt alleen
mijn aangezicht in licht.
De donkerte verknoopt
mijn lichaam
als vulgair bezit.
Jouw licht,
verglanst mijn zicht,
als open groet.
Ik kom je tegemoet.