Ik ben boos op je.
Op wat je hebt gedaan.
Maar je was zo lief.
Hoe kan je zo lief en gemeen tegelijk zijn.
We hadden het zo goed samen.
Ookal hadden we tegenslagen.
Hoe kan je me verlaten.
Hoe kan je me zoiets aan doen.
Je was zo teder en zo zacht.
Maar minuten later zo bot, zo gevoelloos.
Je zorgte dat mijn hart op hol sloeg voor je.
Later heb je hem vertrapt.