Waar ik ga of sta, wereldswijd
Kom ik ze toch immer tegen
Zij die vreugde hij die droefheid
Als bij zon zoals bij regen
Maar steeds in voortdurende strijd
Eerst welkom dan ongelegen
Te vroeg of te laat, nooit op tijd
Ga ik langsheen vele wegen
Van de herfst tot in de bloeitijd
Over de zomer gezwegen
Vertoon ik in de winter mijn spijt
Met een jaar er bij gekregen
Zonder liefde geen haat geen nijd
Dit was mij toch zo genegen
Dat ik steeds bad om wat respijt
Zo was ik veel te verlegen
Bij de komst mijner doodstapijt
Om mijn sporen uit te vegen