Herinnering 11-9-97
Het buigend riet langs de wallenkant,
groet me
Dag kind van hier, kind van de polder.
Een waterhoen rent op het water,
voor de schuit.
Zijn poten komen los van de watervloer,
in de lucht.
Warm tintelend ben ik door
opspattend water
Langs mijn gezicht vrij in de wind
wapperende haren
De schuit ronkt en bonkt tegen
ieder golfje
Een vaste hand stuurt de
schuit voort
De hand die mij troostte, voedde en streelde
de hand van mijn vader
Met een rotsvast vertrouwen kijk ik naar hem op
Mijn vader