Moeder
Je bent de spil van ons bestaan,
heb voor menigeen zoveel gedaan.
Nu ben je bejaard en slecht ter been,
kun je zelf niet overal meer heen.
Je bent de as waar we op leunden,
waar alle jongens vaak op steunden.
Ze konden geen kwaad bij je doen,
nu denk je nog vaak terug aan toen.
Je bent gesloten en toch soms open,
en iedereen kan bij je binnen lopen.
Heb zelf geen mooie jeugd gehad,
ging al vroeg uitwerken, op pad.
Je bent je steuntje al even kwijt,
je maatje lijkt vervlogen in de tijd.
Want wie spreekt er nog over ons pa,
en vraagt of het wel goed met je ga.
Je bent nu oud, dat zijn je eigen woorden,
en daar waar je vroeger nog wel scoorden.
Daar kan je niet meer van op aan,
ze hebben nu alle zo`n druk bestaan.