(Een gedichtje over mijn zus.)
Ijzig kusje, vaarwel.
Lijk bleek was je gezichtje,
ijskoud voelde je aan.
Je ogen vol tranen,
je had amper de kracht nog verder te leven.
Hoo!Wat haatte je dat uitgehongerde,
verminkte lichaam van je.
En toch koppig blijven verder vasten,
verder de afgrond in.
Na een zoveelste zelfmoordpoging,
of was het nog maar eens een hopeloze hulpkreet?
Ik weet het niet en je lippen konden het me ook niet vertellen.
Zat je daar opgesloten in je icoleercelletje,
zelfs een crimineel had het beter dan jij.
Waarom straf je jezelf toch zo onmenselijk hard,
wat heb je misdaan.
Ik kon het niet langer meer aanschouwen,
je kon amper ademen en je hartje deed zo'n zeer.
Je lichaam was helemaal bezweken,
onder die geestelijke uitgeputte toestand waarin je verkeerde.
Bij het vertrek glimlachte je nog naar me,
toch deed het in de verte afgetekende beeld pijn.
Ineengekrompen,
je lange zwarte haren langsheen je doelloos starende blik.
Geen enkel beweging waar te nemen,
zelfs niet op je gezicht.
Dat was het pijnlijkste vaarwel kusje dat je me ooit hebt gegeven!