een eenzaam kind,
dat zijn weg niet vind.
loopt gebukt onder het verdriet,
een warme thuis heeft ze niet.
ze word gepest ,geslagen,
zit met ontelbare vragen.
waarom,waarvoor,waaraan?
wat heb ik misdaan?
haar kinderhartje is klein,
klein van pijn.
pijn van verlangen en gemis,
naar iets wat er niet is.
zoekend naar twee armen,
die haar gepijnigd lichaampje verwarmen.
twee zachte handen, die haar strelen,
en de aangedane wonden helen.
eindelijk vrijheid in het zicht,
het gevonden witte licht.
ze reikt haar handjes naar voren,
voelt zich helemaal herboren.
niets dat haar nog schaad,
verlost van alle pijn en kwaad.