als ik haar nu eens achterna ga
probeer haar bij te halen
en verlaat, nu, waar zij van vlucht
mijn diepe angst voor diepe dalen.
mijn vlakke land et ma vie vide
dit kinderlijk geloof in liefde
en dat er zin is. dat die komt.
zij merkt hoe mijn geraas verstomt
en hoe mijn handen niks meer willen
zij zwaait met handen, borsten, billen
maar van te ver, ik zie slechts stippen
mijn hand wordt vinger, op mijn lippen.
mijn voeten blijven, om ter langst,
voet aan wal. mijn angst blijft angst.
als zij nu eens terugkwam.