Als ik mijn ogen sluit zie ik haar weer staan,
wat verlegen, schichtig, toch wel bang.
Kijkend naar het spel dat and're kinderen spelen.
Ik weet wat ze voelt,... ik voel dat aan.
Dan zal ze snel naar huis toe rennen,
veilige muren om haar heen.
Maar heel alleen,
ze zal dat nooit bekennen.
Straks zal ze haar moeder zien,
wat met haar praten, en misschien,
misschien kust ze haar dan op haar wang.
Zegt: "Kom mijn kind, wees maar niet bang".
Maar 't kind blijft bang,
staat in de laan.
Kijkt naat 't spel dat and're kinderen spelen.
Ik wil haar vasthouden, knuffelen, strelen.
Want ineens, na zoveel jaar,
zie ik daar mezelf weer staan.