Moeder kip en vader haan,
Waren eens heel blij,
Ze hadden zeven eieren,
In hun huis van klei,
Toen kwam de vos,
Ojee ojee,
En hij nam zo vijf ei’ren mee,
Moederkip keek heel erg sip,
Er waren nog maar twee…
Moeder kip wacht heel lang,
Op vader de haan,
Hij was naar de buurvrouw,
Waarschijnlijk vreemd gegaan,
Vader haan kwam niet meer thuis,
En zo vertelde grijze muis:
Zeven ei’ren heeft buurvrouw,
Hij houdt niet meer van jou!
Twee witte eieren,
Lagen heel alleen,
Ze hadden het heel erg koud,
Niemand om zich heen,
Daar kwam een barstje in het ei,
Een snaveltje kwam er nu bij,
Daar stond een kuiken in de kou,
Waar was moeder kip nou?
Twee kleine kuikentjes,
Rood en wit,
Wisten niet waar ze zaten,
Ze zochten moeder kip!
Ze zochten hier, ze zochten daar,
Maar nergens was een spoor van haar,
Moederkip lag op een schaal,
Voor boer Willems’Kerstmaal…
Één heel klein kuikentje,
Helemaal rood,
Zocht zijn kleine broertje,
Waarschijnlijk was die dood!
Daar kwam de kat, sloop op hem af,
Angst was wat de kat hem toen gaf,
Zijn broertje lag in poesjes bek,
Met een gebroken nek!
Één zielig kuikentje,
Helemaal zwart,
Voelde zich heel eenzaam,
Kapot was zijn hart,
Hij zocht een touw, maar vond een koord,
En daarmee pleegde hij zelfmoord,
Hij trok het aan en nog een keer,
Toen was er geen kuiken meer!
Familie kip is dood,
Veel verdriet,
Een voor een gesloopt,
Maar niemand die het ziet,
Ze hebben spijt, het ging zo vlug,
Maar nooit zien ze de kippen terug,
Iedereen heeft nu leed en pijn,
Nooit zal het meer hetzelfde zijn!