Je dronk je zwarte koffie
en keek starend
voor je uit, zat ik naast
je lange benen, gefocust
op ‘t geluid, van langzaam
adem halen, in concentratie
zo verdiept, weet ik jouw
thuis komen, die dagen snel
ontziekt, van zonder jou
te slapen, eenzaam, tussen hout
en zijn dekens niet te warmen,
blijft het in mij ijzig koud, maar
verhaal je mij de woorden die ik
in je ogen lees en laat je mij
de klanken, waar ik als geliefde
zo voor vrees.