was het haar bevallig snoetje
of dat leuke kontje,
(je weet wel zo'n koffer
ruimte genoeg voor 'n klein koetje)
dat me in verrukking bracht
en destijds deed vallen voor haar pracht,
daar ben ik tot op heden nog niet uitgekomen,
nu staat ze daar op non-aktief
na 'n half mensenleven trouwe dienst,
'n beetje mat en dof in haar vel,
halfafgesleten pantoffels slapjes en verweerd,
de kleren vuil van 't zweet,
aan 't zitvlak en schouders gescheurd van de sleet,
airco, daarvan had men toen nog geen weet,
nu zijn de lichtjes in haar ogen uitgedoofd,
op rust, genoeg uitgesloofd,
maar de sfeer en die typische geur,
het zacht zoemende motortje,
die doet nog steeds mijn hart wellustig bonzen,
als ik terugdenk aan al die mooie herinneringen,
wiegend in haar armen als een grote meneer,
door franse velden en heuvels op en neer,
langs winderige kusten,
puffend, blazend, kreunend,
van de zomerse hitte of in opperste vervoering,
'k hield haar strak in de gaten
met klamme handen rond haar middel gevat,
jij bent de baas fluisterde ze met plezier,
wijs me de weg, waar je gaat ik volg,
niet te snel jongen ...
zoniet begin 'k te zuipen als een tempelier,
ja, je had haar in haar glorietijden moeten aanschouwen,
overal waar je kwam had ze veel bekijks,
opgedirkt als een kleurrijke pauw,
orgastische kreten en een hijgend gehuil
persend uit haar volle borst,
als je op haar tere staartje trappen dorst,
wel geen katje om zonder handschoenen
aan te pakken, een echt kreng kon ze zijn,
meermaals heb ik onder haar tot mijn schande
plat op men rug gelegen,
altijd iets los of piepend, reutelend of vetnat,
vloekend en ketterend van miserie en ellende,
van zo'n trien moest je veel kunnen verdragen,
dat waren woelige tijden !
maar oude liefde roest niet
de buil en bluts erbijnemen,
en eerlijk is eerlijk,
in de steek liet ze me nooit,
God schiep de vrouw,
maar de schepper
van al dat vernuftig schoons,
moet waarlijk de duivel
zijn geweest !