Mistwolken trekken over het weiland,
op de tast zoek ik mijn weg.
Hoe ver nog is de overkant?
Vraag ik mij af, terwijl ik deze afstand afleg.
Het gras voelt koud onder mijn voeten,
het is nog ochtend, de zon komt bijna op.
Ik ruik bramen, die grote zoeten,
wil er eentje plukken, die ik in mijn mond stop.
Een vogel die fluit,
onderbreekt de stilte van deze plek.
En wanneer ik mijn ogen sluit,
waait de wind, zachtjes langs mijn nek.
Nog even en de mist zal verdwijnen,
dan baan ik mij weer een weg.
De zon zal gaan schijnen,
en ik geniet, terwijl ik deze afstand afleg.
Mirte.*
17 september 2005