GEDACHTENVLUCHT.
Wandelend aan strand,
liepen twee gedachten met mij mee.
Een aan mijn linkerkant,
de ander pakte snel de rechterhand.
Mijn linkerhand, die zonder ring,
vatte zachtjes mijn vriendin.
De rechterkant, getrouwd,
beschutte, als vanouds, mijn vrouw.
Met drieën liepen we naar zee.
Wij sprongen over golven.
Mijn loopjes stuurden ze de branding door.
Ik hinkte daar op twee.
We gingen terug, de duinen in.
Zij ijlden voort, vercirkelde hun gang.
We discussieerden eindeloos,
voor consequenties veel te bang.
Ik sta met lege handen nu.
Zij zijn mijn geest ontvlucht.
Mijn vrouw en mijn vriendin,
ik zie ze nooit meer terug.
WIL MELKER.
11/07/2000