WATERPAREL
Bollend, tot hij afscheid neemt.
Zich rekkend aan het blad.
Erop, een natte kus geplakt
als vergoeding voor de last.
In duizend deeltjes
kaatsend op een steen.
Lichtjes klinken door ze heen.
Geruis van zonnestralen.
Glijdend, snel de hoeken nemend,
glinsterend de helling af.
Vertollen van elkaar vandaan
en rollen zo hun eigen baan.
Verdrinkend in het water,
begint z'n tweede leven.
Hij voelt zich uitgespreid, vervlakt,
wegstromend naar de plas.
Het iele lijf, gekoesterd door de zon,
verdampt naar ijle sferen.
Als daar, de koude, tol komt eisen,
kan de damp, als druppel weer verrijzen.
WIL MELKER
16/07/2000