Het is maandagavond,
mama is niet thuis,
ik lig in bed,
ik weet wat er zal gebeuren,
hoop dat ik het mis heb.
Ik heb het dus niet mis,
ik hoor hem de trap opkomen,
hij komt “slaapwel zeggen”.
Hij komt naast me liggen,
begint over m’n rug te wrijven,
ik druk m’n armen tegen m’n lichaam,
dan kan hij niet naar voor.
Maar zoals elke keer dwingt hij me:
“armen omhoog”,
ik doe wat hij vraagt,
anders krijg ik er nog een pak slaag bovenop.
Nu begint hij me overal te strelen,
ik wil het niet!
Hij kleedt me uit,
ik lig daar naakt in m’n bed.
Hij komt half op me liggen,
zodat ik niet weg kan,
ik probeer hem uit alle macht weg te duwen,
maar daar ben ik niet sterk genoeg voor.
Zijn hand glijdt naar beneden,
1 vinger in mij,
2 vingers, 3 vingers,
het doet zo’n pijn,
tranen rollen over m’n wangen,
ik wou het niet!
Het is voorbij,
hij is weg,
wenend trek ik m’n pyjama weer aan,
zoek troost bij m’n knuffels.
*voor alle duidelijkheid: de 'hij' in dit gedicht is mijn vader, dit gebeurde 4 jaar lang bijna elke week...*