Dat ronde ding van glas
gebrand in verzengende hitte
gewend aan ijzingwekkend
hoge temperaturen die
duren, duren, duren.
Het heeft drie, nee vier putjes
als een vast te draaien schroef
een kompas voor een schip op zee
slierten rook dralen ten hemel
een signaal voor de oppergod.
Het vangt de afgebrande rest op
van weer stiekem gerookte tabak
in huizen die steriel staan van walging
en stijf getrimd van de angst
voor ziektekiemen en verderf.
Het gaf abrupt gezelligheid,
nodigde uit tot ontspanning
maar is nu urn van de dood
offerplaats van verstokt houvast
aan onbezonnen gewoonten.
Vragen om inlossing
van zoveel verloren tijd:
de roker is een stoker
van okergele offerandes
een priester die geuren zegent.
Voor de laatste gauloise
misleid ik de derving
en span ik menig kroon.
Al betreft het slechts een trekje,
zonder rook is er geen vuur.