Traag langzaam
kruipt het licht
in veel te vroege
lege dagen
sporen latend
in het zand
waar ’t pad ons ontglipte
drijven we verder
om te ontsnappen
zonder te vervagen
in zinneloosheid
aanhoor die luikende stilte
aanvoelend als kilte
waar slechts een lieflijk woord
helder zal echoën
en zich zachtjes als een deken
rondspreidt