Vele jaren was je mijn steun en toeverlaat
en hebben we dikwijls uren met elkaar gepraat.
Wat was je toch een rots in de branding,
je hielp iedereen met hun problemen,kolosaal of gering.
Lange tijd was het voor jou een kwelling,
maar je deed het met veel plezier en zonder ergering.
Na peter zijn heengaan zag ik je wegkwijnen,
die sterke rots begon stilaan te verkleinen.
Je zette je wel nog in voor iedereen die het wou,
maar zelf kwam je meer en meer in de kou.
Je bad elke dag tot God om ook te mogen heengaan,
zodat je weer herenigd zou zijn met zij die je waren voorgegaan.
Uiteindelijk kreeg je jou zin en ging het snel,
we vertelden het je niet,doch je wist het wel.
Die kanker vrat je helemaal op vanbinnen
en na drie maand kon je God boven gaan beminnen.
Nu praat ik nog elke dag met jou en geef je me steun.
Voor mij ben je er nog altijd,zonder slag,stoot of kreun.
Goede raad geef je me in overvloed,
toch mis ik je nu meer,toch geef je me opnieuw moed.
Ooit zullen we elkaar in Gods hand weerzien,
als mijn leven is geleefd,heel vroeg misschien.
Het gemis aan geluk en liefde wordt ondraaglijk,
Alleen als ik met je praat wordt het weer draaglijk.
Jouw kleinzoon Pascal