Uit de bundel: "Het scheepje der poëzie"
DE DEKZWABBERS.
Het dek blinkt relingen alom.
De zon kaatst koper door patrijzen.
Lager wal keert boeg en romp.
Een waterspiegel toont afgrijzen.
Opgetuigd met zeemanskunst.
Het scheepje zonder lading.
Matrozen paraderend op het dek,
nietwetend, dat de bodem lekt.
De kapitein, in loondienst
van de tijd en heersende moraal,
jaagt eigentijdse passagiers van boord,
als baas van allemaal.
Zijn schip, gestrand na verre reizen,
vergane glorie aan de ka.
Een horizon vol slanke zeilen .
De vooruitgang kom je nooit te na.
WIL MELKER
21/07/2000