Uit de bundel: "Het scheepje der poëzie"
Matrozendicht (2)
Het vraagt om aandacht, maar ik weet niet wat.
Struikelend miste ik het zichtbare deel van niets.
Zelden komt dat voor, want de zon gaat op,
voor niets niet op? Mijn ogen branden op het net,
gefocusd op wat was, wat was geweest?
Herinneringen zijn mijn zwarte gat. Breed cirkelend,
naar de kolking en dan weg. Het licht mijn geest.
Vergeet voor ik het vatten kan. Mijn leven pakt de dag,
met beide handen, van gisteren af. Vandaag zou
eigenlijk morgen zijn. Mijn moeite kost gewone dingen
extra kleur. Grauwigheid dwaalt als bewoner door
het huis waar ik geboren ben. Het is vreemd te voelen,
de daagse zaken in een ouder, soms wel twee, perspectief
te zien veranderen. Het schemert mijn gedachten,
verlicht mijn dromen, maar waarheen? Mijn leven stelt,
teleurgesteld, te weinig indrukwekkends voor. Ik werk
wel hard aan onderdoorgaan enzovoort.
Er is toch meer, maar wat, maar waar?
WIL MELKER
25/07/2000