Ik ben armen liefje, kom maar...
Meestens straf een mens en heerst
meestens in resolutie, in absoluties bezige bedrijven
akte; hoofdact, concentratie, licht geluid bekeert
zinderend beïnvloeding, rafelend beklijven,
Maar, ik ben armen liefje, armen, liefje, kom maar.
Armen liefje, ben ik voor jou, andere zaken wijken
ik open zo, ik laat al stil, nergens van te vluchten
staan voor jou, het leven af, vormend naar je prijken
leg me neer, wil niet meer, al ander zijn slechts kluchten.
Ik ben armen liefje, kom maar gauw, onder blauwe luchten
sta ik voor jou, te dageraad te ondergang, te nacht te wachten, kusten
Ik ben armen liefje, al leven grauw, verkilling al te duchten
waar ben je nou, schade, bonte drang, bedacht de zachte armen deze buste
Openend mijn lijf's beknotte zijn, gapende broze lussen
Meestens straf een mens beheerst, doch eeuwig wel dit zicht bekeert
dromend zijn schrijft vlotter blijven, blakend noodde ruste
Armen, lief, oh, armen, lief...mijn zware arme armen...
Te wuiven enkel luchten in, maken elke pogen'de sluitenszin
te mogen openen weer onmachtig, telkens drachtig er on machtig
leggend het geluk in. Welke dag dit pozen verlost wordt van het loze?
In mijn armen, liefje, wil je niet wonen? leg er maar je vrucht in...
Armen, liefje, takken door de luchten
alle jaargetijden geloof bijschrijven in de zon
onder al soorten licht en, ik ben armen liefje
Ik ben armen liefje, ik begin waar jij begon.
14'12'2005.