Even liet je me schrikken.
Leek net of ik s’nachts deed stikken.
Het doet pijn.
Dat ik niet bij je kan zijn.
Wat moet ik doen om mijn angsten te ontwijken?
Wat moet ik doen om niet steeds achter om te kijken?
Waarom ben ik steeds bang voor wat je zegt.
Ik weet het is niet eens echt.
Ik wacht op de woorden van jou.
Die mijn wakker maakt uit deze angstdroom.
In die droom ben ik verlegen.
Wachten op jou woorden is net wachten op de regen.
Het doet pijn.
Dat je nog steeds niet bij mijn kan zijn.
Waneer zou ik uit deze droom ontwaken.
Waneer zal ik voor mijn angsten staken.
Waneer pak je mijn pijn?
Waneer mag ik weer bij je zijn?
Die dromen worden naar.
Waneer zijn die dromen klaar.
Waneer wordt ik door jou bevrijd?
Uit deze lange en moeizame strijd?
Zal ik ooit nog een keer gewoon gaan leven.
Of moet ik nog steeds wachten op die regen?