Kerst verste,
zat bij zijn familie,
die hij allang niet meer zag,
ijs te eten onderwijl hij,
glimlachte naar zijn kleine nicht.
Kerst verste,
had allang niet meer,
geglimlacht, hij gaf dan maar een hapje,
aan haar, allewijl zijn broer naar hem keek,
langzaam, brak het licht van reinst geluk.
Kerst verste,
vergat alle wijken,
die immerwijl blijven gelegen,
mijlen geschreven van afstand,
en eenzaam lijken.
Kerst verste,
had niet door, noch zijn broer, hoe,
zat te kijken, moeder, noch het nichtje, die,
enkel keek, nog naar het bordje,
bevroren water van de neef.
Kerst verste,
begreep niet wat het met herboren worden,
te doen had, of met sterven,
maar er werd te daar en wel echter,
nog dan ooit, een zwaarste last verloren.
...onderwijl het bordje werd geleegd.
23'12'2005.