Op het winterstrand bestaan ze pas echt.
Dan slapen ze niet meer in lila-satijn
en zijn hun benen slap en hun neuzen vol, dan zie je ze pas.
Ze dragen witte onderbroeken.
Er bestaat geen verschil meer: alles wordt veroorzaakt
en verdwijnt. De wind verschijnt en muren.
De mensen verstoppen zich, ze
bergen en dalen,
dozen van zolder en schimmel in het stof.
Ze leren te ademen zoals ik leer
mijn adem in te houden. Ze zamelen alles
wat ze niet nodig hebben en gooien het weer weg:
ze hebben hele grote handen.