Het licht vlucht weg met de arreslee
als de noorderzon de sneeuw verblindt
terwijl mijn kompas weent van lieverlee
en het onbevlekte blad vervuild
Mijn woorden zijn onleesbaar
in het handschrift dat het jouwe meedraagt,
De eeuwige beloftes wonderbaar
en de stille wispering nauwelijks in spraak
De fluisteringen gekust in de palm van mijn hand
houden lafheid, angst en hoop de wacht
en hoe de kustlijn de liefs verwuifde op zijn parelwitte zand
Daar lag het meisje met diepblauwe ogen en gouden haar
Meegenomen door een prins op het witte paard
En het glazen muiltje bleef ongepast achter…