Zwaar is de warmte: la chaleur.
Stilte,
onder de bomen schaduw
zonder koeling.
Of toch, een vleugje wind, maar lauw.
De dorst, de dorre droogte in de keel en
binnenzijde van de mond,
delen van het hele bijkans dode lijf.
Het gras nu krakend geel.
Het zwarte asfalt, nat van zweet,
weerkaatst de hitte van de zon.
Het koele bier verdrijft de dorst,
maar op het denken wordt de warmtekorst nog dikker.
Het bloed verdunt, het lijf verzwoelt.
De mond zakt los en gaapt.
Ecce homo: hij slaapt.
Auteur: Huub Hoek | ||
Gecontroleerd door: Sunflower | ||
Gepubliceerd op: 30 december 2005 | ||
Thema's: |