In het midden van een eindeloze schreeuw

Galmt een lot tobbend en onzeker

De weg terug minstens net zo lang

En dus een onneembare vesting; Carcassonne

Het loopt om, de richting aanwijzers zijn defect

Geen knipperlicht dat het redt van ondergang

Zwart en geblakerd zit het rechtop; zwijgt

Zodat het lijkt alsof de tijd in ademnood is

Analoge kraakstemmen vullen dan de leegte

Stenen torens kijken uit over vroege velden

Her-en-der een herder in een wollen jas

Een grazend hert; je kent het wel

Het sterven van het lam nog pasgeboren

volgt een route die niet te beschrijven is

dwaalsproren dwars door doolhoven

Spinnerag dat spookt sijpelt sadistisch

In het midden van een eindeloze schreeuw

Zwaait een man ons Goedendag

Wordt ergens toast gegeten; wijn gedronken

Haalt iemand op de fiets een brommer in