Ik heb in mijn ganse leven zoveel verloren
Dat iets verliezen mij slechts nog heel weinig pijn doet
Want ik heb het negatieve leren versmoren
Met een glimlach en met een dankwoordje als het moet
Je weet niet hoeveel, niets hebben je kan bekoren
Het lijkt net alsof de duivel de engel begroet
Omdat hij het heel teleurstellend moet aanhoren
Dat ik als sterflijk mens niet om aardesrijkdom wroet
Had ik nu eens alles geweten van tevoren
Dan had ik alles wat zout is vervangen door zoet
Maar zonder ietwat zout was ik niet eens geboren
En was er ook geen leven meer geweest naar die zondvloed
Dus zoals het water des winters ligt bevroren
Kabbelen de beekjes toch al in de zomer goed
Daarom mag men ook niet oordelen van te voren
Want je weet nooit waarmee de nieuwe dag je begroet