Ik zie de schoonheid der bloemen niet meer
Ik zie ze almaar verwelkt keer op keer
Mijn jeugd is verdronken in die wijsheid
Groot verdriet, heeft plaats gemaakt voor droefheid
Veertien jaar lang was ik schenkende heer
Ik gaf eten aan mensen en wat smeer
Door die firma’s die steeds waren bereid
Ons te steunen in wereldse goedheid
En net nu op kerstdag ging in terneer
Geen vreugde, veel honger, geen kerstmissfeer
Door wie door wat, maar het komt ons ten spijt
Dat de rijke, de arme mens benijdt
Wanneer zie ik ooit mijn mensen nog weer
Elkaar gratis helpend zoals weleer
Wel alle wonden genezen met tijd
Maar die mooie bloemen ben ik nu kwijt