Zij
Zij gaf hem alle ruimte,
zij gunde hem zijn rust,
zij gaf hem aandacht
en haar liefde;
doch die werd steeds geblust.
Die liefde werd niet meer beantwoord,
rimpels werden niet meer glad gestreken.
Haar verdriet niet weg gekust,
hun relatie was verstoord.
Dit merkte zij bewust.
Steeds groter werden toen haar zorgen.
Zij werd door pijn geplaagd.
Hun samenzijn werd kil,
om liefde werd niet meer gevraagd.
Zij kreeg angst voor de dag van morgen.
Er was geen lach die haar hart kon verblijden,
geen knipoog
en geen zoen.
Er gloorden andere tijden;
zij kon hier niets meer tegen doen.
Zij had de strijd verloren
haar wereld stortte in.
Het kwam niet meer voor elkaar
in het pas begonnen jaar;
er was voor haar geen nieuw begin.
DdJ.