Waar u sliep, hing ik;
waar u liep, ging ik.
Achter uw navel groeide ik aan de streng, die
er nu niet meer is.
Uit uw kalk en uw sappen ben ik geworden:
groeiend in uw grot, die ik, jong, te jong,
niet wilde verlaten
en toch verliet
toen u riep.
Toen u schreeuwde, ging ik
door een droom-nauwe gang
naar uw moederschoot,
tegenspartelend
en snikkend,
de maatschappelijke doolweg
tussen mij
en de dood
op.
Auteur: Huub Hoek | ||
Gecontroleerd door: Marina | ||
Gepubliceerd op: 12 januari 2006 | ||
Thema's: |