Opgebloeid in Amsterdam.
Verzopen langs spiegelende wegen
Over stoepen en randen balanceren
In weer en wind door donker Amsterdam
dacht ik aan mijn veluwse dorpsheren
aldaar verstikt in gereformeerd gezwam.
Zo trok ik op van kroeg naar kroeg
Het glas was nauwelijks leeg te zuipen
De zondagse gang om tienen en vijfen
De devoten in nederigheid naar buiten
In door waarheid stijf getrokken lijven
Was ik tenauwernood onsnapt aan
die gemeenschap en hun gespuis.
Al moest ik soms door stegen kruipen
En voelde mij vaak vreemd in huis
Het was beter als door kieren gluipen
in het dichtgetimmerde levensrefrijn
Van iedere keer weer hetzelfde traag
gezang in vroomheid plat gezongen.
Geen antwoord op de dagelijkse vraag:
Waarom het leven zover terug gedrongen.
Ach, zo zwierf ik door die grote stad
En vond mijn draai en geluksgevoel
Na twintig ben ik nu tot vijftig gegroeid
In deze stad en vond mijn levensdoel
Geen tijd meer aan mineur verknoeid.
Gert Hermans
©Diemen, jan. 2006