Hij fluitte de flierder,
hij danste de vierder.
Hij plaatste zichzelf op de scène,
zong en danste zonder gêne.
Zijn voedsel was het leven,
zijn drank om het even.
Hij plaatste zichzelf op de scène,
vloekte en stampte zonder gêne.
Hij loste geurende luchten,
stoorde zich niet aan tuchten,
hij kroop nog hoger op de scène,
keek en meesmuilde zonder gêne.
Boven aan de top van de scène,
wierp hij handjes zonder het te menen,
de menigte nam die in ontvangst,
zonder emotie en zonder gêne.